Picknick

Picknicken vind ik ongeveer een van de leukste manieren van eten die er is. Natuurlijk is een chique restaurant aardig en fonduen is ook leuk maar picknicken vind ik altijd een beetje spannend, omdat je nooit weet waar je dat gaat doen. Vaak valt het ook tegen maar elke keer ben ik dan tegen beter weten in weer in spanning voor de volgende plek. We hebben er een sport van gemaakt om met de motor een ritje te gaan maken met als doel het ultieme picknickplekje te vinden. Het is wel een beetje jammer dat je op dat plekje dan niet je eten geserveerd krijgt uit het luchtledige. Want van tevoren sta ik al te zweten op gebraden kippenpoten en mayonaise en plastic bordjes met bestek. Altijd vergeet ik wel iets want het ultieme picknickmandje voor in de motor heb ik nog niet gevonden. Oh ja het belangrijkste zou ik bijna vergeten: er moet wel een picknick tafel bij. Nee, niet in de motor maar bij het picknicken. Dat is namelijk een Franse sport: overal picknicktafels neerzetten. Fransen zijn natuurlijk eters bij uitstek. Op elke parkeerplaats vind je wel een haveloze bank of tafel. Ons gaat het natuurlijk om de mooie plekjes, met uitzicht.

Voor Fransen kan het niet veel schelen waar ze zitten. Als ze maar eten kunnen. Desnoods met hun voeten uit de auto bungelend of half afgewend van het langsrazende verkeer op een klapstoeltje. Maar het kan nog veel gekker…

Zo zat ik afgelopen weekend lekker in het zonnetje naast het huis met een boek. Uit de wind in de zon dus het ging net. Het is een boek dat gaat over iemand die ik hier ken. Ik kende het boek al maar de link tussen het boek en de persoon was nog maar net gelegd dus eigenlijk was het meer huiswerk dan gezellig lezen. Op een gegeven moment stormen de honden luid blaffend over het veldje richting de weg. Van daaruit een halve draai naar het pad om ergens in de verte door te blaffen. Jagers, denk je dan of passanten. Een paar tellen later zijn de honden weer terug en alles is weer bij het oude. Totdat er weer stemmen klinken. Opnieuw stormen de monsters het pad over om de eventuele onverlaten weg te jagen en weer komen ze even later terug. Maar ze blijven onrustig. En als ik dan voor de derde keer nog steeds stemmen hoor ga ik ook maar eens kijken. Misschien staan er ergens jagers te overleggen welk geweer het langst is of staan er boeren op te scheppen over de duurste trekker. Wie zal het zeggen. Ik moet er het mijne van weten. Want anders weet je nooit iets tenslotte. Zo heb ik vorige week nog een ree gevonden dat jagers zomaar hadden laten liggen. Als ik niet even was gaan kijken, was het nu verrot geweest in plaats van in bouten in de diepvries. Dus ik loop het pad af en de bocht om, daar beginnen de honden weer onrustig en vreemd te doen. En als ik  dan de bocht uit ben schrik ik me een rotje: Daar zitten zomaar plompverloren twee mensen midden op ons pad. Geen jongens met petjes en dopjes in de oren, geen jagers die de weg kwijt zijn maar twee wandelaars op leeftijd aan het picknicken. Zomaar midden op ons pad. Niet eens in de berm of op de wei  tussen de ezels. Een beetje beduusd loop ik er op af, zwaai halfslachtig tegen de zon in en vraag of ze lekker eten op “onze” weg.  Och is het een privé weg? Nou ja, dat lijkt me duidelijk toch: naambordje langs de weg, brievenbus ernaast, huis pontificaal in zicht…. Maar ik zeg dat ze lekker mogen blijven zitten maar dat het wel de reden is dat ze steeds door de honden lastig gevallen worden. “Wij zijn wandelaars,” zeggen ze nog ten overvloede. Alsof ik dat niet herkend had. Wandelschoenen, rugzakje, boterham uit het vuistje, ik ken het beeld. Dan vraagt de man of het misschien heel onbeleefd is om mij om een kopje koffie te vragen. Zijn vrouw schrikt van de onbeschaamdheid en ik eigenlijk ook wel. “Ik betaal ervoor hoor.” En dan denk ik aan vakanties van lang geleden waarbij wildvreemde mensen mij en mijn vriendje of vriendinnen in hun schuur lieten slapen of van water voorzagen of mee lieten eten, een lift gaven…. Natuurlijk kan er een kopje koffie af. Maar eerst eten ze af, dan komen ze. Ondertussen ren ik naar huis om Theo van de nieuwe ontwikkelingen te verwittigen. “Pelgrims!” roep ik, “we hebben pelgrims op bezoek.” Theo wars van vreemdelingen op het terrein haal ik over om erbij te komen zitten. Ondertussen maak ik koffie. Kennelijk zit het stel heerlijk te picknicken want ze komen maar niet. Of ze zijn gevlucht en schamen zich de ogen uit hun kop… Ik ga poolshoogte nemen. Ze zitten er nog. “De koffie is klaar hoor!” roep ik met een hoge stem.  “Ach wat aardig” doen ze semi verbaasd. “Zie je wel,” zegt hij dan zachtjes tegen haar, “werkt altijd en nu hebben we gratis koffie.” Hij is trots, zij voelt zich opgelaten maar nu moeten ze door. Koffie vragen ze, koffie zullen ze krijgen.  Gezellig schuiven ze aan. Het zijn echt aardige mensen. Hij overtuigd botanist en zij oprecht belangstellend. Hoe komt het zo uit dat ze geïnteresseerd zijn in de streek, nee ze zijn niet van hier maar van Chartres. En hoe toevallig dat ze geïnteresseerd zijn in onze nieuwbakken gîte. Ik weet niet of karma hier iets mee te maken heeft maar ik weet zeker dat dit voorval een staartje gaat krijgen. Aan mij zal het niet liggen. En Theo, praktisch als altijd, duwt de mensen gauw een kaartje in de handen: voor het geval dat…

Helemaal voldaan stappen ze, zonder te betalen, weer op voor het standaard rondje om de bult waar ons huis op staan. Ik krijg visoenen van koffie en thee schenkerijen, koek en zopie  langs het wandelpad, een picknicktafel…

21-11-2011

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *