Pucks de poes kwam het vervelende nieuws bij Paquito brengen.
– Indy is heel erg ziek!
– Ziek? Hoe bedoel je ziek? Heeft ze griep of koorts of heeft ze gewoon honger? Paquito vreesde dat ze misschien wel ziek was van de honger. Dat had hij zelf ook wel eens gehad. Geen pretje!
– Nee, zei Pucks sip, Indy is echt heel erg ziek. Ze is zo ziek, dat ze naar het ziekenhuis moet.
Dat klonk serieus. Alsof er écht wat aan de hand was.
– Hoe moet het dan met haar flierefloeper? Vroeg Paquito in een helder moment. Wie past er dan op de flierefloeper?
– Juist, zei Pucks, dat is dus het probleem. Juffrouw Bridjo is op reis met haar nieuwe vriend. Dapper en haar zusje hebben geen tijd. Tante Noor heeft geen zin en zelf moet ik goed opletten of het met Indy allemaal wel goed gaat. We vertrouwen allemaal op jou! Paquito glom van trots.
– Ik zal de flierefloeper zelf wel ophalen zei hij, dan mag hij net zo lang bij me blijven als hij wil. Dan ben ik toch nog een beetje echt! Pucks schudde haar hoofd.
– Maar je bent toch al echt?
– Jawel, ik ben wel echt maar ik besta niet. Of ik besta wel maar ben ik niet echt, hoe dan ook, met de flierefloeper ben ik heel tevreden!
En die middag besloot hij maar meteen samen met de flierefloeper een tochtje te maken. Dan kon die de afwezigheid van Indy een beetje vergeten. Paquito bond de flierefloeper op zijn rug, sprak hem bemoedigend toe en daar gingen ze. De hele middag liepen ze over de velden en over de heuvels. Als de flierefloeper naar links wees, dan ging Paquito naar rechts, als hij naar rechts wees, dan gingen ze naar links en zo doolden ze door tot de zon verdween maar toen moesten ze nog helemaal terug en tegen de tijd dat ze weer op de heuvel onder de boom aangekomen waren, stond de maan al recht boven hen.
– Poeh, zei de flierefloeper, ik ben er moe van. Dat was de eerste echte zin die hij maakte die dag. Eigenlijk, zolang Paquito wist, had de flierefloeper nog nooit echt gepraat. Hier en daar eens een hummetje of een kuchje maar nooit meer dan dat.
– Dat kan ik me goed voorstellen antwoordde Paquito verrast. Je hebt het goed gedaan. Misschien moet je nu gaan slapen.
En dat deden ze. De flierefloeper klom onder de oksel van Paquito en begon meteen te snurken. Eerst vond Paquito dat wel aandoenlijk maar na een uurtje heel stil liggen en naar het gesnurk luisteren, kreeg hij een beetje kramp in zijn nek. Hij wilde de flierefloeper niet wakker maken en daarom draaide hij zich heel voorzichtig om. Maar net toen hij zijn hoofd weer neer wilde leggen hoorde hij: Krak!
– Zei je wat? Vroeg hij een beetje angstig.
– Krak! Zei de flierefloeper weer en nog eens: krak krak krak. Daarna was het een tijdje angstig stil. Pas na een hele tijd durfde Paquito weer te bewegen maar zodra hij zich oprichtte klonk het weer van: krak krak krak en nog eens kraaaaak. In wilde paniek stoof Paquito op.
– Wat is er, wat doe je?
– Ik geloof dat ik een beetje gebroken ben, piepte de flierefloeper een beetje treurig. En bij het schijnsel van de maan, die extra zijn best deed om goed te richten, zag Paquito het nu ook. Er zaten allemaal barstjes in de flierefloeper.
– Getver, riep de maan, hij gaat uitkomen!
– Uitkomen? Vroeg Paquito. Uitkomen? Hij gaat gewoon kapot, ik moet hem snel maken voordat het te laat is. Hij raapte gauw wat klei bij elkaar en boetseerde dat om de flierefloeper heen, die daardoor dubbel zo groot werd.
– Dank je wel hoor zei de flierefloeper. Net op tijd! En de volgende dag stond hij de hele dag in de zon te drogen.
– Eigenlijk vind ik je nu mooier dan eerst. Paquito keek trots naar de nieuwe vorm. Stiekem had hij er twee grote oren op geboetseerd en die wezen nu parmantig alle kanten op.
– Nu weet ik zeker dat ik echt ben én besta!
– Iaa, antwoordde de flierefloeper, dat rijmt.