– Vandaag moet ik een kleine operanogwat ondergaan, sprak Paquito op een ochtend gewichtig tegen tante Noor. Je schijnt er niks van te merken en daarna merk je er ook niks van.
Tante Noor, die net bezig was een vers blaadje van een takje te zoeken, keek bevreemd.
– Een operanogwat? Je gaat toch niet zingen? Je kunt nog niet eens hinniken of balken, laat staan zingen! Nee, je kletst weer uit je nek mijn kleine ezel. Ik geloof er niks van.
Maar Paquito wist het zeker. Het was een heel moeilijk woord, dat Pucks de poes speciaal voor hem had uitgezocht voor deze belangrijke dag. En bovendien was hij er erg trots op want geen van de andere dieren had een operanogwat ondergaan. Hij was de eerste en wie weet zouden er nog vele volgen. Als het beviel tenminste.
En dus ging Paquito op weg. Toen hij ’s avonds terug kwam stonden alle dieren op hem te wachten. In de verte zagen ze hem aankomen, een beetje zwabberig op zijn hoefjes. Om hem een beetje moed te geven begon iedereen naar hem te roepen van hup Paquito je kunt het wel. Speciaal voor de gelegenheid had Dapper het dove konijn wortelen gespaard en er taart van gemaakt. Er brandden twee kaarsjes op maar door de wind woeien die telkens bijna uit.
– En, kan je nu goed zingen? Vroeg tante Noor uit de verte. Laat eens wat horen! Alle dieren gingen er goed voor zitten. De kleintjes vooraan en juffrouw Bridjo samen met tante Noor op de achterste rij.
– Ik weet niet goed wat jullie bedoelen maar ik zal het proberen. Paquito zuchtte en kuchte een paar keer, bromde een beetje in zijn baard en concentreerde zich toen heel goed. Hij opende zijn mond. Alle dieren wachtten gespannen op wat er komen ging maar er gebeurde helemaal niks, behalve een hele grote gaap.
– Je hebt een beetje hulp nodig, zei Pucks. Dat is helemaal niet erg. Een verre kennis van mij heeft ook een operanogwat gehad en bij hem duurde het wel heel lang voor hij kon zingen. Toch wel … nou ja, heel lang.
Indy de kip die het zelf nooit tot zingen had gebracht maar wel een aantal collega’s had die het konden, kwam even later met een klein vogeltje aangefladderd.
– Als iemand kan zingen is zij het wel zei ze. Ze heeft zelfs voor een keizer in Japan gezongen en daarna nog voor alle dieren van de hele wereld. Ze is een grootmeester.
Paquito, die nog steeds niet helemaal vast op zijn hoefjes stond begreep er helemaal niks van. Hij wilde best graag zingen om de andere dieren een plezier te doen maar hij zag nog wel een beetje wazig en het deed ook wel een beetje auw tussen zijn achterpootjes.
– Is het niet een ietsje pietsje een kleinmeestertje? Hoe kan zo’n klein vogeltje mij nou iets leren? Kan ze wel vliegen? Dát wil ik nog wel leren.
Het kleine vogeltje wachtte niet op wat er besloten zou worden maar zette meteen een keeltje op waar een olifant nog van zou schrikken. Ze zong de hele avond door, tot bijna alle dieren in slaap vielen. En toen had ze er kennelijk genoeg van want ze vloog weg en zei niet eens gedag. Paquito staarde het vogeltje na en keek toen terug naar de snurkende dieren. Alleen juffrouw Bridjo zat nog met wijd open oogjes te kijken.
– Mij maakt het niet uit hoor Paquito, of je wel of niet kunt zingen, of dat je wel of niet kunt vliegen, spinnen of blaffen of dat andere dat meer bij ezels hoort. Ik vind jou zo ook heel leuk gewoon omdat je Paquito bent, met of zonder auw.
Dat ontroerde Paquito zo, dat hij opnieuw heel voorzichtig zijn mond opende, heel hard dacht aan mooie dingen en dingen die hij niet kende, alleen maar uit verhalen en heel eventjes, heel zachtjes vanuit de verte in zijn buik, vanuit de diepte van zijn hoefjes op de grond, kwam er een geluid zo mooi, zo zacht en zo teder, dat er een traan langs juffrouw Bridjo’s wangen naar beneden liep.
– Och Paquito, zei ze zachtjes en verrukt. Wat kan jij mooi zingen! Dat is niet zo maar mooi, dat is super, dat is superdepuper!