Op een avond, net toen de zon onder dreigde te gaan in de verte achter de heuvels en alle dieren nog aan het nasoezen waren van een lange warme dag, sprong Paquito op, liep naar het hek aan de rand van het weiland en begon heel zachtjes en heel voorzichtig te huilen. Dikke tranen biggelden langs zijn wangen en plengden neer in het lange gras aan zijn hoefjes. Pucks de geleerde poes, die net langs kwam lopen, zette haar paraplu op want van nattigheid hield ze niet zo, en zette zich dicht tegen Paquito aan, tegen zijn benen. Zo zaten ze samen te kijken hoe de zon steeds roder werd, hoe de lucht steeds grijzer werd en het gras steeds donkerder. En toen de zon achter de heuvels verdwenen was en er echt geen spatje licht meer scheen, toen alle dieren al sliepen of juist wakker werden en de maan als een mooie sikkel boven hun hoofden stond, toen pas stopte Paquito met huilen, namen ze zuchtend afscheid en spraken af voor de volgende dag. Paquito liep terug naar de boom waaronder tante Noor stond te dutten en Pucks schudde haar paraplu uit en liep terug naar haar huisje met alle moeilijke boeken.
Aan het einde van de volgende dag kwamen ze weer bij elkaar, net toen de zon onder dreigende te gaan en opnieuw plengde Paquito dikke tranen en zat Pucks stilletjes aan zijn hoefjes onder haar paraplu.
Nadat dit vele dagen was door gegaan durfde Pucks voorzichtig te vragen wat er nu eigenlijk aan de had was.
– Ik weet het niet zuchtte Paquito. Maar telkens als ik de zon zie weggaan, wil ik achter haar aan maar ik ben steeds te laat. Vorige week hadden we een afspraak dat ze op me zou wachten, vlak voor die heuvel in de verte. Ze zou me een seintje geven en dan zouden we samen naar de andere kant van de wereld gaan. Maar elke keer gaat ze alleen en nu vrees ik dat ze me er eigenlijk niet bij wil hebben.
Pucks, die veel wijzer was dan de meeste dieren dachten, was even stil en dacht heel goed na. En net toen Paquito dacht, dat ze hem niet gehoord had, zei ze zachtjes:
– Dat geeft niet hoor Paquito, op een dag gaan we samen op reis naar de andere kant van de wereld. Dan gaan we grootse avonturen beleven en nemen de zon op sleeptouw achter ons aan. Dan schrijven we lange brieven naar huis om te vertellen hoe lekker het eten daar is. Ik heb gehoord dat er heel exotische muizen rondlopen en de distels en wortels zijn er vast ook veel lekkerder.
Met het vooruitzicht op lekker eten, werd Paquito direkt een stuk vrolijker en goed gemutst kroop hij die avond tegen tante Noor om lekker te dromen van verre landen.
Maar de volgende dag stond de zon hem opnieuw te lonken en dit keer besloot hij dat het tijd was om niet langer af te wachten de hele dag liep hij over het weiland voor de zon uit in de richting van de verte. Maar al ver voor de dag voorbij was, had hij het hek bereikt en haalde de zon hem in. Paquito raapte al zijn moed bij elkaar en sprong pardoes tegen het hek. Hij nam een aanloop en probeerde het nog een keer. Weer stootte hij pijnlijk zijn hoofd. Alle dieren waren er bij komen staan om hem aan te moedigen. Ze wilden allemaal zo graag dat het hem zou lukken de zon bij te houden, dat ze van gekkigheid niet meer wisten wat ze roepen moesten:
Hoppa Pietje, springen maar. En go Pito go Pito go Pito go Pito! Ze joelden en buitelden maar het lukte Paquito niet om over het hek te komen. En toen de zon rood werd en achter de heuvel dreigde te verdwijnen, op weg naar de andere kant van de wereld, dropen alle dieren af want ze wisten dat het nu te laat was.
Paquito stond, nog een beetje duizelig van het vallen, over het hek geleund, de zon na te kijken. Ergens diep van binnen begon het te rommelen. Heel zachtjes voelde hij een prikkel in zijn keel, tergend langzaam ging zijn mond open alsof hij wilde gapen en toen heel onverwacht kwam er zo’n enorm klagend geluid uit zijn keel dat hij er pardoes van schrok en de rest van het geluid inslikte. En als het niet ergens anders uit is gegaan, zit het er nog steeds.