Ik heb de vervelende karaktertrek dat ik denk dat iets nooit genoeg is. Dat kan over van alles gaan. Zo kook ik altijd standaard veel te veel. Niet omdat ik onverwacht bezoek verwacht of dat ik denk dat mensen ineens meer eten dan anders, nee, ik denk gewoon dat het niet genoeg is en voor de zekerheid doe ik er dan maar wat bij. Vervolgens staan er dan tig bakjes met kliekjes in de koelkast. Zo geef ik ook altijd veel langer les dan afgesproken. Als de dames zo lekker hupsen denk ik altijd: ach er kan best nog vijf minuten bij anders is het ook maar zo precies op de tijd. Hijgend en puffend slepen ze zich dan nog door die extra vijf of tien, soms wel vijftien minuten heen, smekend om genade maar pas als ik genoeg extra heb gedaan ben ik redelijk tevreden. Een soort van extra onsje bij de kaasboer of een paar centimeter extra bij de stoffenhal. Ik wil me niet voor de borst slaan hoor. In tegendeel. Ik voel me altijd onvoldaan. Ik schiet altijd te kort. Het is nooit goed genoeg. Mijn motivatie voor teveel doen is puur ter compensatie en niet omdat ik complimentjes wil. Zo zit ik ook alweer tijden na te denken over wat ik nou nog eens meer voor anderen zou kunnen betekenen. Jaren lang wilde ik een hondenopvang beginnen maar nooit kwam het er echt van. Dan nog maar een zielig hondje erbij. Regelmatig een donatie bij het asiel gedaan om dat ontevreden gevoel weg te drukken maar echt lukken deed dat ook niet. Een kindje adopteren in een ver land met veel honger en voor meisjes weinig kansen… Het ligt allemaal binnen mijn bereik en mijn schuldgevoel neemt steeds verder toe. Het knaagt en het knaagt tot een lieve vriendin me fijntjes wijst op wat ik al wél allemaal doe. We vangen hier toch jongeren op? Je hebt toch al honden gered? Je doet altijd zoveel voor anderen! Je neemt mensen serieus en luistert naar ze… Tja, nu ze het zegt zie ik het ook wel maar dit kan toch niet genoeg zijn? Ik moet nog iets groots verrichten ter compensatie van dat enorme “het-is-nooit-goed-genoeg-gevoel”.
Drie jaar geleden hadden we hier ons eerste Tutje. Het was even wennen na al die jongens maar het beviel goed. Het arme kind had niet veel om naartoe terug te keren maar ze deed haar best. Met vallen en opstaan sloeg ze zich een slag in de rondte om zich staande te houden maar het viel niet mee. Twee jaar geleden kwam ze nog eens langs. Tranen met tuiten toen ze ons weer zag. “Ik kom gauw weer hoor!” toen ze wegging. Deze zomer was ze er weer. Samen met haar vriendje. We hadden net besloten dat een kind in Verweggiestan misschien een goed idee was om op afstand te adopteren, maar toen ons ex-tutje de auto uitstapte zagen we meteen ons goede doel. Wat een brokje ellende was het kind geworden. Je zou haar spontaan volstoppen met slechts gezonde zaken. Na ampel beraad besloten we haar tot ons Goede Doel te verheffen en ze was het er roerend mee eens. Wat een uitkomst: iedereen zou er beter van worden en mijn “wanneer-doe-ik-nou-eens-iets-echt-goeds-gevoel” helemaal. Afgelopen zaterdag kwam ons Goede Doel dan (op onze kosten) aangevlogen. Een kamer was voor haar in orde gemaakt, internet verbinding gerealiseerd, lekker eten in huis gehaald, kortom: alles was voor elkaar. Wie schetste onze verbazing dat ons Goede Doel er vanaf dag één bij liep met een gezicht als een oorwurm en een uitstraling op donder? Nou ja, tegen ons dan, onze jongens leken geen enkele bedreiging en daarmee werd hartelijk gekletst en geklept. Zodra we in de buurt kwamen ging het gezicht weer op donder, onweer, zwak ziek en misselijk. Kijk, dat was nu net niet de bedoeling. Het idee achter het concept goede doel is, volgens mij, dat de ontvanger er minstens blij mee is en waar en indien mogelijk dankbaarheid toont. Vooral wanneer we uit eigen zak een volledige vergoeding betalen waarmee ze haar vaste lasten in Nederland kan doorbetalen. Waren we te goed, was het Goede Doel te slecht? We speculeren er over tot we na vier dagen de wind van voren krijgen. Van dik hout zaagt men planken zeg maar en in dit geval genoeg planken om een huis te bouwen. Of zo veel hout dat een bos niet groot genoeg is. We proberen nog het goede doel gegeven over te brengen maar al wat er komt is rotte vis en enge ziektes. Dat is natuurlijk wel heel sneu, voor ons vooral en voor haar ook. Het is niet de bedoeling dat een goed doel zich tegen je gaat keren. En dat terwijl we binnenkort wellicht zelf onderwerp van goed doel gaan worden. We besluiten dan ook dat ons Goede Doel, goed doel-af is. Gelukkig voor haar heeft ze nog genoeg liefdadigers in haar omgeving om haar op te komen halen na een enkele kik van : “ik trek het niet meer…” Zo kan ze dan de komende tijd nog andermans goede doel blijven. Voorlopig ben ik even genezen van de drang om goede dingen te doen. Dat is trouwens wel jammer voor al die zielige hondjes zonder baas en al die zielige kindertjes zonder eten. Tot ik er weer vertrouwen in heb, kook ik gewoon te veel en put ik mijn dansdames uit, masseer ik de buurman zijn voeten, sjouw me een ongeluk voor mijn ezels, en stroop ik alle slagers en abattoirs af voor mijn honden. Eigenlijk heb ik genoeg goede doelen binnen handbereik.
16-09-2011